Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

klaroen

betekenis & definitie

(de), wilde soort bladgroente (Amaranthus dubius, Klaroenfamilie), bij uitbr. enige verwante wilde plantesoorten (Amaranthus-soorten). Doe hierin de geschilde, in stukken gesneden cassave, de goed gewassen klaroen, wat zout en bovenop de gaargekookte pesi (Voeding goed 23).

- Etym.: S kraroen; NB Kraroenstraat in Paramaribo. Teenstra (1835 II: 275) spreekt van Kraloe. Zie ook: fijne klaroen, diaklaroen, strandklaroen , zwampklaroen .
- : fijne klaroen, een kleine soort klaroen (Amaranthus lividus). Fijne klaroen met steel en al ‘plukken’. Bereiden als dagoeblad (S&S 112).
- Etym.: Zie klaroen. Bij Teenstra (1835 II: 275) fijne kraloe. S finikraroen = lett. id.