Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

houden

betekenis & definitie

(hield, heeft gehouden), (ook:) bewaren. Geef me dat geld, laat ik 't houwen voor je (Cairo 1980b: 40).

Etym.: In AN in allerlei soortgelijke bet., maar niet precies deze. -hout (de; als tweede lid van een samengesteld zn.): a. Als de naam van een boomsoort eindigt op hout, kan die naam ontleend zijn aan het hout van die boom. Het hout is dan genoemd naar een van zijn eigenschappen, zijn toepassing o.i.d. Dit doet zich voor bij: hoepel-, letter-, lucifers-, oranje-, parel-, riem-, rozen-, satijn-, spijker-en-stinkhout.
b. De boom kan genoemd zijn naar iets anders dan een eigenschap o.i.d. van het hout. Dan is de bet. van hout dezelfde als een veroud. AN bet.: boom. Dit doet zich voor bij: amandel-, baboen-, bijl-, bitter(1), bok-ken-, cassave-, mieren- en waterhout.-
c. Van een aantal namen is (nog) niet duidelijk of ze bij a of b horen: bitter(2), gember-, gomma-‘, kalebas-, kapiteins-, slangen- en sponshout.