(het, -en), (ook:) tijdschrift. Samenst. o.m. sexboek: In z’n kamer lag zowat alles overhoop.
Die vuile kleren stonden op een stapeltje in een hoek, met wat uit een seksboek gescheurde pagina's d’rbij (Cairo 1977: 30). Etym.: Ook in N komen b. (en sexboek) voor in deze bet. bij minder ontwikkelde mensen. Samenst. ook: modeboek.