Gepubliceerd op 30-07-2020

Over de tong gaan

betekenis & definitie

besproken worden, het onderwerp der gesprekken zijn (in ongunstige zin); iemand over de tong halen, hem bespreken. Voorheen over de tong rijden, Mnl. up den bec riden; Kiliaan: „rijden op de tonghe. Adag diffamari; sinistra fama divulgari” (nog in Z.-Nederl. bekend). Het beeld is dat iemands naam gedurig in de gesprekken voorkomt, in de mond genomen wordt. In de 17de eeuw zeide men ook op de tong zijn (ook van een liedje in de zin van: algemeen gezongen worden) en iemand op de tong brengen; in het Fries: op 'e tromme wêze; in Zuidnederl. dialect op de tong dansen. Voorts in dezelfde zin op de praat zijn of raken (niet alg. meer). FT. faire l’entretien public; être dans toutes les bouches; être sur le lapis; Hd. in aller Leute Munde sein; ins Gerede kommen; Eng. to be in everybody’s mouth; to be talked about.

< >