oorspronkelijk gebruikt van een vogel die uit de eierschaal gekropen en dus pas geboren is, en bij overdracht ook gebezigd van jonge mensen, die pas komen kijken
en voor hun leeftijd reeds een groot woord willen voeren of over zaken willen meepraten, waarvan zij nog geen verstand hebben kunnen. Reeds sinds de 15de e. bekend („Als dese joncxskins eerst uutten doppe sprynghen”, Everaert 54). Vgl. Fr. ne faire que sortir de la coquille of de sa coque; Hd. die Eierschalen noch hinter den Ohren haben of kaum aus dem Ei gekrochen sein; Eng. to be hardly out of the shell.
Gepubliceerd op 30-07-2020
Hij komt pas uit de dop
betekenis & definitie