zonder ophouden, onverpoosd (tot vervelens toe); eig. buiten, zonder treuren (eertijds ook sonder treuren), dat is: vrolijk, waaruit zich de betekenis van flink, onverpoosd, onvermoeid geleidelijk heeft ontwikkeld. Reeds door Sartorius vermeld (111,3,21).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.