Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Schoot gaan

betekenis & definitie

ervandoor gaan (van een vlieger gezegd, als het touw breekt); weggaan zonder te betalen; ook: met een meisje weggaan. Oorspr. zal de uitdr. geluid hebben te schote, tschoot gaan (vgl. scheep gaan, schrap staan, pal staan, zoek raken, schuilgaan, enz.), vooruitschieten, voortschieten, hetzij gedacht moet worden aan het 17deeeuwse schoot (voortgang) of aan schot, dat nog bekend is in uitschot, overschot en in de uitdr. er zit geen schot in, het schiet niet op.

In Zuid-Nederland schoots zijn, gaan, weg zijn; op scheut gaan, uitgaan om te drinken, aan de zwier gaan of op zwik gaan;scheut zijn, weg zijn.