ook slecht en recht, d.i. eenvoudig; eig. rechtuit, oprecht en eenvoudig; Fri. rjucht en sljucht; Gron. slicht en recht; Hd. recht und schlecht. Reeds beg. 16de e. bekend.
Voor deze betekenis van slecht vergelijke men slechte (kalme, effene) zee; een vesting slechten; slechtweg; iets beslechten (Hd. schlichten)', het Fri. it sljocht, Zaans het slechtje, de kleine steentjes.