iemand, door hem te slim af te wezen, in zijn macht hebben; hem bedotten, foppen. Een verbale uitdr., ontstaan uit iemand in de beet hebben, hem in zijn klauwen hebben (om hem te bijten).
Vgl. iemand te pakken hebben; hem ertussen nemen, bij de neus hebben of, zoals in de 17de eeuw voorkomt, iemand bij het (linker) been grijpen. Vg. Fr. attrâper quelqu’un', Hd. einen mitnehmen, anführen of zum Besten haben; Eng. to take in a person.