dat is wel ongeveer zo, is wel —, resp. in ’t geheel niet, waar. Voorheen zonder van: „mij dunckt datter vrij wat aen is” (Cats, 2,110a (ed. 1726)).
De ontwikkeling tot de hedendaagse vorm gaat dus blijkbaar over daarvan is wel iets aan. Vermoedelijk moet aan opgevat worden als: rakend, raak, zoals in eig. zin in de bout, de moer enz. is aan (WNT, Suppl. 1,20).