Voorgoed, geheel en al dood. De uitdrukking is ontleend aan de pier, de aardworm, die slap aan de haak van een hengel hangt. Vgl. Laurillard, Vlechtwerk (pag. 375): ‘Waarom zegt men: zo dood als een pier? Men mag het er immers voor houden, dat dood dood is, en dat dus een dode worm of pier niet in meerdere mate dood is, dan ieder ander dood beest?’