Ten enenmale onjuist zijn
‘Ten enenmale’ is de datief van het znw. ‘maal’, dat ‘tijd’ betekent, ook voorkomende in ‘etmaal', en in uitdrukkingen als: voor dit maal enz., voorafgegaan door het lidwoord van eenheid: een. Deze datief is die der zwakke buiging (‘maal’ behoorde vroeger tot de znw. die de zwakke verbuiging hadden), geregeerd door het voorzetsel ‘te’. De derde naamval van ‘een maal’ geregeerd door het voorzetsel ‘te’ was dus: te enen male maar door de opeenvolging van de klinkers e een stoting (hiatus) veroorzakende, laste men welluidendheidshalve een n in; vandaar: ten enen male. Men schrijft deze uitdrukking als één woord, omdat het een oude uitdrukking is, die zich in een zeer bijzondere, thans niet meer gebruikelijke vorm vertoont. De uitdrukking betekent dat iets geheel, volkomen, in allen dele, onjuist is. Het verband tussen de beide woorden is niet duidelijk