Spreekwoorden zoeken
Spreekwoorden 'tellen'
Knopen tellen
Niet weten welk besluit men moet nemenDat kan goed tellen
Dat is de moeite waardop zijn tellen passen
in het verkeer moet je op je tellen passen: je moet goed opletten, je moet er goed om denken geen fouten te maken.De steentjes tellen
Langzaam, met gebogen hoofd langs de straat lopenOp zijn tellen passen
Op zijn hoede zijn, opletten dat men niet beetgenomen wordtMen kan zijn ribben tellen
Hij is bijzonder magerZo rap als tellen
Heel snelIemand de trappen laten tellen
Iemand van de trappen smijtenIemand britten voor turven tellen
Iemand bij een verkoop bedriegen, hem wat in de handen stoppen; ook in 't algemeen: hem beetnemen, hem wat wijsmakenDe steentjes (of: kasseien) tellen
(Z. N.) Zeer langzaam lopenHij moet op zijn tellen passen
Hij moet oppassen met hetgeen hij doetMen kan zijn botten tellen
Hij is zeer magerZijn geld wel kunnen tellen
Niet veel geld hebben, zodat het in korte tijd te tellen isGe moet uw knopen maar eens tellen
Wordt gezegd tot iemand, die niet weet, welk besluit hij zal nemenIemand de brokken in de mond tellen
Iemand niets gunnenMen zou zijn botten wel kunnen tellen
Hij is erg magerHij slaat erbij, of hij geen tien kan tellen
Hij staat met de mond vol tandenWie bouwen wil, moet twee penningen voor één tellen
Bouwen is altijd kostbaarder dan men aanvankelijk berekendeHij stond, alsof hij geen tien kon tellen
Hij stond zeer onnozel te kijken; hij was totaal verbluftHij stond erbij of hij geen tien kon tellen
Hij keek zeer beteuterdSpreekwoorden
Een spreekwoord is een korte, krachtige uitspraak die een wijsheid, een collectieve ervaring of morele opvatting weergeeft.
Een spreekwoord is onveranderlijk. Voor spreekwoorden worden dus altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde gebruikt. Een spreekwoord is bovendien altijd een mededeling, geen vraag. Het werkwoord (de persoonsvorm) staat in de tegenwoordige tijd (als er een persoonsvorm aanwezig is).
Meestal is een spreekwoord een algemene levenswijsheid: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. Voorbeelden van spreekwoorden zijn: ‘Na regen komt zonneschijn’, ‘Boontje komt om zijn loontje’ en ‘Oost west, thuis best.’
Een spreekwoord is onveranderlijk. Voor spreekwoorden worden dus altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde gebruikt. Een spreekwoord is bovendien altijd een mededeling, geen vraag. Het werkwoord (de persoonsvorm) staat in de tegenwoordige tijd (als er een persoonsvorm aanwezig is).
Meestal is een spreekwoord een algemene levenswijsheid: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. Voorbeelden van spreekwoorden zijn: ‘Na regen komt zonneschijn’, ‘Boontje komt om zijn loontje’ en ‘Oost west, thuis best.’