De steentjes tellen
Langzaam, met gebogen hoofd langs de straat lopenZijn schaapjes tellen
Kijken hoeveel mensen men in zijn omgeving (op een vergadering) bij elkaar heeft. Ook wel gezegd van geld en voorwerpenIets niet tellen
Letterlijk: niet in de telling; opnemen. Iets niet achten, niet de moeite waard vinden, er geen rekening mee houden. Zo kan men bijv. pijn niet tellenDe neuzen tellen
Overdrachtelijk voor: de aanwezigen tellen. Wordt meestal bij een vergadering gezegd. De uitdrukking zou zijn ontleend aan de geschiedenis van een hannekemaaier (grasmaaier), die tellen moest met hoev...Lees meer
op zijn tellen passen
in het verkeer moet je op je tellen passen: je moet goed opletten, je moet er goed om denken geen fouten te maken.Op zijn tellen passen
Op zijn hoede zijn, opletten dat men niet beetgenomen wordtOp zijn tellen passen
Letterlijk: zich niet vergissen bij het tellen. Overdrachtelijk voor: op zijn hoede zijn, steeds nauwkeurig acht geven op wat men doetDat kan goed tellen
Dat is de moeite waardZo rap als tellen
Heel snelIemands ribben kunnen tellen
Gezegd van iemand die uitermate mager is, slecht in zijn vlees zitGeen tien kunnen tellen
Een grote domkop zijn, niets begrijpen. De Duitsers spreken van: niet tot vijf kunnen tellenMen kan zijn botten tellen
Hij is zeer magerMen kan zijn ribben tellen
Hij is bijzonder magerIemand de trappen laten tellen
Iemand van de trappen smijtenZijn geld wel kunnen tellen
Niet veel geld hebben, zodat het in korte tijd te tellen isIemand britten voor turven tellen
Iemand bij een verkoop bedriegen, hem wat in de handen stoppen; ook in 't algemeen: hem beetnemen, hem wat wijsmakenDe steentjes (of: kasseien) tellen
(Z. N.) Zeer langzaam lopenHij moet op zijn tellen passen
Hij moet oppassen met hetgeen hij doetArgumenten moet men wegen, niet tellen
‘Argument’, van Lat.: argumentum, de bewijsgrond, het bewijs, van Lat.: arguere, aantonen, overtuigen, bewijzen. Vgl. Cicero (De Officiis, 11, 22): ‘Non enim numero haec indicantur, sed pondere’, d.i....Lees meer