Zijn slippen aan iets scheuren
(Z. N.) Er aan verliezen, er een strop aan hebbenHij heeft de gelegenheid laten slippen
Hij heeft van het juiste ogenblik geen gebruik gemaaktDe slippendrager van iemand zijn
'Slippendrager', iemand die bij een plechtige begrafenis een der slippen van het over de lijkkist uitgespreide rouwkleed draagt (vasthoudt). Overdrachtelijk voor: iemand onderdanig, devoot, eerbiedig ...Lees meer