Deze zegswijze is ontleend aan het Lat., nl. aan de zin: ‘Sed praefulgebant Cassius atque Brutus eo ipso, quod effigies eorum non videbantur’ in de Annales van Tacitus. Tacitus verhaalt ons van de begrafenis van Junia, de echtgenote van Cassius en zuster van Brutus. In het oude Rome was het de gewoonte, bij begrafenissen de beeltenissen van de familieleden voor het lijk uit te dragen. Bij deze plechtigheid werden de beeltenissen van de echtgenoot en de broeder niet, die van de voorouders wel in de stoet meegedragen. Brutus en Cassius, de bij ieder bekende personen, stelden er blijkbaar geen prijs op mee rondgedragen te worden. Juist deze afwezigheid was evenwel oorzaak, dat op hun vermaarde persoonlijkheden te meer de aandacht viel (denk aan de zegswijze: wat men niet heeft op het ogenblik waarop men het nodig heeft, mist men dubbel). Zij schitterden derhalve juist door hun afwezigheid. Men gebruikt de zegswijze nu in de zin van: afwezig zijn, wanneer men aanwezig moest zijn of althans verwacht werd