Proselieten maken (kweken)
‘Proseliet’, van Gr.: prosèlus, die gekomen is naar. Iemand, die van geloof veranderd is, nieuw bekeerde, overloper, vnl. in geloofszaken. Derhalve: iemand overhalen tot zijn geloof, tot zijn gedachtengang. Vgl. Matth. 23 : 15: ‘Wee u, gij schriftgeleerden en Farizeeën, gij geveinsden; want gij omreist zee en land om één Jodengenoot te maken; en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der hel, tweemaal meer dan gij zijt’