Hieronder verstaat men in de platonische wijsbegeerte: met geestdrift streven naar het bezit en de vereniging met het schone, ware en goede, waardoor de mens als wezen van goddelijke oorsprong alleen zijn bestemming bereiken en waarlijk zedelijk leven en handelen kan. Plato onderscheidde een hemelse en een aardse liefde. De eerste is het kenmerk van de echte wijsgeer (zie zijn Phaedrus en het Gastmaal). Soms verstaat men er ook door de nauwe verbintenis van twee personen van verschillende sekse, die door de zuiverste liefde, zonder enige zinnelijke neiging, verenigd zijn. Dr. F. W. Foerster zegt er in zijn Christus en het menselijk leven dit van: ‘Met deze richtende leiding naar de hemelsche liefde wil Plato echter geenszins de wereld van de aardsche liefde aan onze verachting prijsgeven. Hij laat het zinnelijke rustig op zijn plaats en kampt noch er tegen, noch er voor. Het komt hem alleen daarop aan, dat het leven van den geest tot zijn volle ontplooiing geraakt, tot het hoogste bewustzijn van zijn doel rijpt en daardoor de ziel voor ziekmakend bedrog bewaart.’