Op de haspel passen
‘Haspel, hasp’, oorspronkelijk: deur, hengsel, kram, enz. Later: garenwinder, werktuig bestaande uit door dwarsstaven verbonden kruisspaken of schijven, die om een spil kunnen draaien, en dienende om het gesponnen garen van de klossen, de ruwe zijde van de poppen af te winden. Letterlijk: zorgen dat het garen ordelijk wordt opgewonden en niet in de war raakt. Vandaar: opletten, oppassen dat de zaken niet verkeerd gaan, een oogje in het zeil houden