Spreekwoorden zoeken
Spreekwoorden 'mond'
Van mond tot mond gaan
Wordt gezegd wanneer belangrijke gebeurtenissen door ieder besproken wordenMondig zijn
‘Mondig’ is ieder die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Bij dit woord denkt men allicht aan ‘mond’. Wie ‘mondig’ is rekent men dan in staat, met eigen mond zijn belangen te verdedigen. Deze woorden hebben evenwel niets met elkaar te maken, en alleen de klank gemeen. Het woord ‘mondig’ is nl. gevormd van een oud woord ‘mont’ dat: macht, voogdij, bescherming betekent. Hij was ‘mondig’, die zich zelf beschermen kon. Vgl. het oude montboor (momboir) voor: voogdZijn mond voorbijpraten
Meer zeggen dan men eigenlijk kan verantwoordenMeer zeggen dan men mag of dan goed is
Zijn mond houden
In de zin van: goed, ik zal mijn mond wel houden. Niets meer zeggen, zwijgenIemands mond openmaken
Hem doen sprekenSpoel je mond
Gezegd tegen iemand die vuile taal uitslaat, om hem daarmee tot zuivering van zijn mond aan te sporenLachende mondekens - bijtende hondekens
Wacht u voor vleiersmet twee monden praten
ik vertrouw hem niet, hij praat met twee monden: hij is niet eerlijk, hij zegt tegen de een dit en tegen een ander iets heel anders.Een goed mondwerk hebben
Goed kunnen pratenHet is maar mondjesmaat
Het is weinig. Eigenlijk: de maat voor een kleine mond, zoveel als tegelijk in een kleine mond gaat. Wordt vnl. van voedsel gezegd, speciaal van gezinnen waar men het niet al te breed heeft, waar maar weinig eten is en men ‘met een paar monden vol' genoegen moet nemenEen goed mondstuk hebben
Vlug kunnen sprekenLachende mondekens, bijtende hondekens
a Pas op voor vleiers;b met een lachend gezicht kan men nog wel scherpe dingen zeggen
Wacht u voor de vleiers
Wacht u voor vleiers
zijn mond voorbij praten
meer zeggen dan je eigenlijk mag zeggen, een geheim verklappen.Mond toe, ogen open
Men moet veel zien, maar weinig zeggeniemand de mond snoeren
de meester snoerde de leerlingen de mond: hij verbood hen nog iets over deze zaak te zeggen.Een grote mond opzetten
Brutaal sprekenIemand de mond snoeren
Hem het zwijgen opleggenHem doen zwijgen
‘Snoer’, gevlochten koord; snoeren: aan een snoer rijgen (vgl. parelsnoer, koralensnoer e.d.). In deze zin wil het echter zeggen: toehalen, dichthalen, zoals bijv. bij een zak, waaromheen een touw (snoer) gebonden wordt. De uitdrukking bedoelt: maatregelen treffen dat een geheim niet wordt verraden, door bijv. de kenner van het geheim uit de weg te ruimen, om te kopen, te bedreigen met wraakneming e.d. Vgl. Ps. 107:42, Matth. 22:34 en Tit. i: 11
Mondje dicht, hoor!
Verzoek aan iemand om te zwijgen als hij iets gehoord heeft dat niet verder verteld mag wordenUit één mond spreken
Hetzelfde zeggenZijn mond voorbij praten
Dingen vertellen, die beter (nog) verzwegen hadden kunnen worden. Redekundig is de uitdrukking natuurlijk onjuist. Naar analogie zou men ook moeten spreken van: zijn neus voorbij ruiken, zijn voeten voorbijlopen, zijn ogen voorbijzien e.d. De herkomst is overigens onbekendSpreekwoorden
Een spreekwoord is een korte, krachtige uitspraak die een (volks)wijsheid, een collectieve ervaring of morele opvatting weergeeft. De wetenschappelijke studie van de spreekwoorden heet paremiologie.
Vaak bestaat een spreekwoord uit twee delen, waarbij het eerste deel een oorzaak of voorwaarde beschrijft en het tweede deel een gevolg of conclusie (Wikipedia)
Top spreekwoorden:
1 been
2 water
3 hart
4 neus
5 geld
6 kat
7 wind
8 tijd
9 oog
10 liefde
11 eten
12 liegen
13 lopen
14 zee
15 leren
Vaak bestaat een spreekwoord uit twee delen, waarbij het eerste deel een oorzaak of voorwaarde beschrijft en het tweede deel een gevolg of conclusie (Wikipedia)
Top spreekwoorden:
1 been
2 water
3 hart
4 neus
5 geld
6 kat
7 wind
8 tijd
9 oog
10 liefde
11 eten
12 liegen
13 lopen
14 zee
15 leren