De afleiding ligt hier voor de hand: als het in iemands hoofd toegaat als met de wieken van een molen, kan hij geen ogenblik zijn gedachten op een zelfde zaak bepalen en er dus ook geen verstandig woord over spreken. Hij moet dan wel de mening doen ontstaan, dat hij gek is. In dezelfde zin gebruikt men ook de zegswijze: ‘de molen is bij hem door de vang’. Dit laatste woord duidt het werktuig aan dat dient om de molen te doen stilstaan. Als dit niet meer werkt, loopt de hele boel in de war en de molen kan zich zelfs in brand malen. In Cesare Ripa’s Iconologia (vertaling van D. P. Pers, van 1644) lezen we: ‘De Sotheyt, Geckheyt, Dwaesheyt wordt uitgebeeld door een bedaeght Man met lange swarte kleederen. lachende, en op een rietstock te Paerde rydende, houdende in syn rechterhand een Meulentjen, een vermaeck daer de kinderkens mede speelen, ’t welck hy met groote naerstigheyt in den Wind doet ommeloopen’