De herkomst van het woord ‘matschudding’ is de volgende: In vroegere tijden werden de produkten en koopmansgoederen uit Indië met zeilschepen naar hier aangevoerd. Zo werden op Banka en Billiton steeds grote hoeveelheden tin ingeladen, hetwelk ook tot op zekere hoogte als ballast werd meegevoerd. Kleine stukjes tin werden door de gehele lading aangetroffen. Wanneer nu het schip in een der Nederlandse havenplaatsen gelost werd, was het de gewoonte, dat aan het uit het ruim omhoog hijsen van de laatste baal een eigenaardige ‘plechtigheid’ verbonden werd. Degene onder de lossers van het schip, die daarmee belast werd, tooide zich op potsierlijke wijze met een baard van geplozen touw of vlas, sloeg een paar kranjangs of ‘matten’ om zich heen en aldus uitgedost, nam hij plaats op de laatste baal en liet zich zo uit het ruim naar boven hijsen. Intussen lag aan deze plechtigheid - helaas - diefstal ten grondslag. De ‘koning’ van het feest verzamelde nl. zoveel mogelijk tin in zijn matten, teneinde dit later van de hand te doen