Lopen te ketteren
Van Lat.: catari (cathari); ketters, zelfgekozen naam ener in de nde en 12de eeuw over West-Europa verbreide, door de Kerk vervolgde sekte. Men gebruikt het woord ‘ketteren’ thans veelal voor: razen, tieren, tekeergaan, uitvaren, uitpakken, opspelen. Niet onwaarschijnlijk is het hier een verbastering van ‘kankeren’ (zie 4516), aangezien ‘ketteren’ met betrekking tot het gebruik hier geen zin heeft