Rapaille, gespuis, uitvaagsel, bij uitbreiding: het lagere volk, iedereen uit de mindere stand. Volgens sommigen van ‘rap in het stelen of weglopen’, volgens anderen van ‘rap’ als Mnl. voor ‘schurft’ (Du.: Rappe), volgens weer anderen van: rapen, oprapen en volgens nog weer anderen verkorting van: rapaille. Volgens Van Eyk zou Jan Rap evenwel verbasterd zijn van Daniël Raap, ofschoon die verbastering al vrij groot zou zijn, in naam en toenaam beide. De woelgeest Daniël Raap stond aan het hoofd der doelisten, die hun moedwil, in 1748, bij de afschaffing der pachterijen betoonden. Intussen toont prof. Visscher aan dat Jan Rap reeds ten tijde van Meerman bekend was. In diens Comoedia Vetus, of Bootsmans-praetjes (1718) leest men op blz. 54: ‘Wy en hebben met ons eyghen stuyrluyden niet spuls genoegh, en Jan Rap en is niet genoegh op rollen?’ Bredero gebruikte deze uitdrukking in de Klucht van een huysman en een barbier, en De Genestet in een zijner lekedichtjes, om daarmee het grote publiek aan te duiden. De Engelsen spreken van: All the world and his wife, de Fransen van: La vile multitude