Deze gedachte wordt meermalen bij klassieke schrijvers aangetroffen. Vgl. Lat.: ‘Monstrat discrimen amicos’, d.i.: in het ongeluk wordt de vriendschap beproefd (getoond). Voorts Ovidius, Tristia (i, 9, 5 sq.): ‘Donec eris felix multos numerabis amicos, tempora si fuerint nubila, solus eris’, d.i.: zolang gij gelukkig (rijk) zijt, zult ge veel vrienden hebben, zodra echter de donkere dagen komen, laat men u alleen staan. Voorts 1.9.9 e.v.: ‘Horrea formicae tendunt ad inania nunquam. Nullus ad amissas ibit amicus opes’, d.i.: De mieren trekken nimmer naar ledige schuren; zo begeeft zich ook geen vriend naar een verarmde woning. Vgl. ten slotte Ennius bij Cicero, De amicitia (17, 64): ‘Amicus certus in re incerta cernitur’ d.i.: een waar vriend wordt in een gevaarlijke zaak gekend