‘Hekel’, kam, uit scherpe ijzeren punten bestaande, waarmee vlas en hennep worden ‘gehekeld’ om ze van de houtachtige delen te ontdoen. Overdrachtelijk wil de uitdrukking zeggen: op spottende wijze iemands daden, persoon e.d. aan kritiek onderwerpen. Voorbeeld: Toen de bezoeker de kamer verlaten had, werd hij eens flink over de hekel gehaald. Zo hekelt Justus van Effen in de Hollandsche Spectator in meer dan één opstel de gebreken van zijn tijd. Vondel hekelt in zijn Roskam de eigenbaat der regenten, in zijn Harpoen de heerszucht der predikanten. Hooft hekelt in Warenar op lachende wijze de geldzucht van een gierigaard, Bredero hekelt in de Spaansche Brabander op satirische wijze de kale drukte van een arme Brabantse edelman. C. Huygens hekelt in zijn Costelick Mal de dwaze modegrillen van zijn tijd enz