‘Snoer’, gevlochten koord; snoeren: aan een snoer rijgen (vgl. parelsnoer, koralensnoer e.d.). In deze zin wil het echter zeggen: toehalen, dichthalen, zoals bijv. bij een zak, waaromheen een touw (snoer) gebonden wordt. De uitdrukking bedoelt: maatregelen treffen dat een geheim niet wordt verraden, door bijv. de kenner van het geheim uit de weg te ruimen, om te kopen, te bedreigen met wraakneming e.d. Vgl. Ps. 107:42, Matth. 22:34 en Tit. i: 11