‘Metten', Mnl.: mettene, mattene, mattine, mettine; meervoud: mettenen, ook: metten, uit Lat.: mattinae, matutinae, met weglating van ‘preces', d.i.: het eerste gedeelte van het dagelijks breviergebed; nacht- en morgengebeden. Vgl. Beatrijs (vs. 848)