Wie honger heeft, eet alles met graagte. Rauwe, in water geweekte bonen vormden het gewone voedsel der Anachoreten en monniken die streng vastten. Nog heden worden ze in de vastentijd door alle Gr. monniken gegeten, een gebruik dat wellicht ook in het Westen bekend zal zijn. Vgl. Horatius, Satirae (2, 2, 38): ‘Jejenus raro stomachus vulgaria temnit’, d.i.: een hongerige maag versmaadt niet licht gewone kost