De ‘Danaïden’ waren de 50 dochters van koning Danaus van Argos, die allen, op één na, in de bruiloftsnacht hun bruidegoms, de zonen van Aegyptus, doorstaken, en nu tot straf in de onderwereld (tartarus) ten eeuwigen dage water in een bodemloos vat moesten gieten. Een onderneming, welke veel geld verslindt en weinig of geen resultaten oplevert, noemt men figuurlijk een: vat der Danaïden. De uitdrukking bedoelt dus hetzelfde als: een bodemloos vat