Het leeuwe(aan)deel krijgen
Ontleend aan de 147ste fabel van Esopus en aan die van Lafontaine uit diens 1ste boek (fabel 6), waarin enige dieren samen met de leeuw op jacht gaan. Ze vangen samen een hert, dat verward raakt in het net, door de geit gespannen. Dan begint de ‘eerlijke’ verdeling. Ze zijn met hun vieren: de vaars, de geit, het schaap en de leeuw en er worden dus vier gelijke porties gemaakt. Het eerste deel neemt de leeuw, omdat hij de koning der dieren is, het tweede neemt hij ook omdat het hem van rechtswege toekomt, eveneens het derde omdat hij de moedigste en sterkste is en wie aan het vierde stuk durft te komen, die dreigt hij te zullen verscheuren. In de oorspronkelijke fabel is het leeuwe (aan) deel dus nog groter dan tegenwoordig. De uitdrukking wil zeggen: niet naar recht en billijkheid delen, doch alles of het grootste deel voor zich opeisen. Ten onrechte zegt men soms: bij bepaalde werkzaamheden e.d. het leeuwedeel te hebben verricht. Een ‘leonisch verdrag’ (leonina societas) of leeuweverdrag is een overeenkomst, waarbij de voordelen over beide partijen zeer ongelijk zijn verdeeld