Deze uitdrukking is waarschijnlijk ontleend aan de gewoonte van gehoornde dieren, om hun tegenstanders of aanvallers met gebogen kop op te wachten, teneinde ze op hun hoorns op te vangen. Ze bedoelt derhalve: tot tegenstand, tegenweer gereed zijn, op alles voorbereid zijn. Figuurlijk spreekt men bijv. van: moeilijkheden het hoofd bieden