Een ‘dam’ is een stuk grond, dat twee door sloten gescheiden weilanden met elkaar verbindt en waarop een hek staat, dat het vee moet beletten van het ene land op het andere over te gaan. Is het hek nu van de dam, dan kunnen de dieren uit het weiland komen en doen, wat zij zelf verkiezen. De i7de-eeuwse uitdrukking: ‘So ras ’t hecken van de dam is loopen de verckens in ’t koren’, doet duidelijk de betekenis van dit spreekwoord uitkomen, dat ook op de mensen van toepassing is gebracht. In de Haarlemsche Meibloempjes (1649) lezen we