Het woord 'hebbelijkheid' is een der vele, die in de loop der tijden van een gunstige een ongunstige betekenis hebben gekregen. Oorspronkelijk betekent ‘hebbelichheit’: vatbaarheid, geschiktheid. Vgl.... Lees meer
Deze woorden zijn ontleend aan Joh. 19:22, waar Pilatus ze bezigt tegen de hogepriesters, die van hem verlangen dat hij het opschrift boven het kruis ‘Jezus de Nazarener, de koning der Joden’ zal verw... Lees meer
'Kip' in dit gezegde is waarschijnlijk een tussenwerpsel, ontleend aan het ww. ‘kippen’, dat zoveel als ‘pikken’ betekent, ontleend aan de haan, die, de hen in de kuif pikkende, kan geacht worden tot ... Lees meer
Deze zegswijze spreekt voor zich zelf. Vgl. Petronius Arbiter: ‘Quisquis habet nummos, secura navigat aura', d.i.: wie geld heeft, vaart goed (heeft de wind mee)