Groot huis, groot kruis
Grote huishouding, grote zorgen; wie veel bezit, heeft ook veel zorgenGroot schip, grote zorg (of: groot water)
Een groot gezin brengt veel zorgen met zich meeOp groot lef
Op goed geluk, brutaalweg, op risico. ‘Op groot lef’ onderneemt men een hachelijke zaak(Groot) opzien baren
‘Baren’ is hier: voortbrengen, teweegbrengen. Hier betreft het een gebeurtenis, die allerminst verwacht wasZich groot houden
Hetzelfde als: een goed gezicht zetten bij een kwaad spel; als verliezende partij hiervan niets laten merken en net doen of het ons onverschillig laat. ‘Groot’ heeft hier de betekenis van: volwassen, ...Lees meer
Iemand grootbrengen
Hem opvoeden, tot volwassenheid brengenGroot zijn met iemand
Zeer bevriend zijn met iemandGroot zijn met iemand
Innig bevriend zijn met iemand. ‘Groot’ is hier: aanzienlijk, een voorname plaats innemend of bekledend. Vgl. ‘de grootheid’ voor: ‘de deftige klasse’Boompje groot - plantertje dood
Iets ondernemen waarvan men zelf niet meer geniet. Vgl. Livius (10, 24, 5): ‘Quam arborem consevisset, sub ea legere alium fructum' d.i.: de één plant de boom, de ander eet er de vruchten vanEen groot woord hebben
Meer zeggen dan men verantwoorden kan, opscheppenBoompje groot, plantertje dood
Anderen profiteren meestal van hetgeen wij door ons werk vergaard hebbenKleine boompjes worden groot
Kinderen worden grote mensenGroot met iemand zijn
Zeer bevriend met iemand zijnEen onbekende grootheid
Met deze eigenlijk mathematische uitdrukking (in de wiskunde is de onbekende grootheid de x) duidt men ironisch een onbekend mens aan, waarbij ‘grootheid’ natuurlijk niet in mathematische zin bedoeld ...Lees meer