Goede maatjes met iemand zijn
‘Maat’ (hetzelfde als: vriend, medewerker), is langs een lange omweg ontstaan uit Lat.: mandere, kauwen (vgl. Got.: mats, eten, en Eng.: meat). Letterlijk betekent het derhalve: spijsgenoot, mede-eter. De uitdrukking bedoelt: goede vrienden met iemand zijn, veelal met de bijbedoeling, dat een van de twee er wijzer van wordt