Een standje slikken
De bedoeling is: omtrent iedere stand groeperen zich ‘weerstanden'. Zo ook hier: rondom elke stand verzamelen zich mensen, andere standen, die zijn grenzen bepalen. Wanneer iemand zich op de een of andere manier naar buiten laat gelden, ‘een standje maakt', lopen de mensen te hoop en bemoeien zich ermee. Hij veroorzaakt een ‘opstootje'. Deze uitdrukking willen in de eerste plaats dan ook zeggen: de buren tegen hem opzetten, met de bedoeling een soort volksgericht te ontketenen. De begripsoverdracht heeft hier dus tot een overliggende zin van ‘stand’ geleid. In ‘iemand een standje geven’ is dan ook als residu slechts het begrip ‘berisping’ overgebleven. Dit lijkt ver, heel ver van het oorspronkelijk begrip ‘stand’ verwijderd, maar het taalorganisme is zó levend, dat zelfs bij zulk een begripsontwikkeling geen zijwegen zijn bewandeld