Een echte rakker zijn
Oudtijds was een ‘rakker’ de knecht van de beul of van de schout (de schout en zijn rakkers). Het woord is ontstaan uit: ‘rakken’, schoonmaken, en in Groningen nog steeds in zwang. De ‘rakkers’ moesten de vuile boel opruimen. Later is de naam overgegaan op: schelm, deugniet e.d. Bij uitbreiding (doch dan enigszins milder) ook voor: kwajongen, speelse knaap