Een boterbriefje krijgen
Oorspronkelijk was de naam ‘boterbrief een schertsende benaming voor zekere aflaatbrieven, die het gebruik van zuivel op de vastendagen toestonden (Lat.: literae butyricae; Du.: Butterbrief). Later was het een schriftelijke ontevredenheidsbetuiging van de autoriteiten, waarbij iemand aangezegd werd, zijn ontslag te nemen, daar hij het anders krijgen zou. De naam kwam van de gele dienstenveloppe, waarin de brief gestoken was, aanzeggend dat ‘men hem kon smeren’. Nog later werd het woord meer algemeen gebruikt voor een officiële mededeling waarvoor men geen respect had, en tegenwoordig wordt het woord ‘boterbriefje’ uitsluitend gebruikt om de trouwakte te kleineren. Het verband ligt hier in de omstandigheid, dat men vergunning moet hebben te kunnen huwen. Zie voor het gebruik van het woord in deze zin Speenhoff, III, 9