Dood goed zijn
‘Dood’ is hier een door niets gemotiveerde versterking, die overigens talloze malen gebezigd wordt (vgl. doodarm, doodeerlijk, doodgewoon, doodnuchter e.d..) Bedoeld is: door en door goed zijn. Veelal zegt men gekscherend: hij is doodgoed, maar goed dood was beter