Over de betekenis van ‘vier’ in het woord ‘vierschaar’ is men het algemeen wel eens; het is het telwoord : vier. Omtrent het tweede lid bestaat verschil van mening. Volgens sommigen is dit woord uit: vierscare, vierscha(e)rne, en dit door metathesis uit: vierscranne. Het woord ‘scarne’ of ‘scranne’ komt in het Vlaams der 14de eeuw meermalen voor en schijnt een afsluiting of slagboom geweest te zijn, waarmee men een ruimte afsloot. Het woord ‘schaar’ wordt dan ook wel gelijk gesteld met: ‘schoor’, stut, schraag (Du.: scranne). In dit geval zou men moeten denken aan vier ‘schoren’ of palen, waarmee men een bepaalde ruimte, waarbinnen de rechters - baljuw, schout en schepenen - en de klager en de aangeklaagde met hun verdedigers (taalmannen) zich bevonden, terwijl daarbuiten de belangstellenden en nieuwsgierigen stonden. Een andere interpretatie wil dat ‘schaar’ hier verwant is aan: schare, groep, en dus een groep van rechters. Voorts willen sommigen in ‘vier’ zien vier palen, onderling door een touw verbonden als afgezette ruimte, anderen daarentegen zien er een rechterlijk college in van vier personen, volgens het Saksisch recht de schout met drie schepenen, in het Friese recht de grietman met zijn drie bijzitters. In elk geval bedoelt de uitdrukking: iemand ter verantwoording roepen