De man is het hoofd van de vrouw
Deze uitdrukking is ontleend aan 1 Cor. 11:3 en Eph. 5:23. De eerste tekst luidt: ‘Doch ik wil dat gij weet, dat Christus het hoofd is van een iegelijke man, en de man het hoofd der vrouw, en God het hoofd van Christus'. De bedoeling is duidelijk: de man is (althans theoretisch) in het huwelijk de baas (vandaar: gezinshoofd). Gekscherend zegt de naijverige vrouw dikwijls: ‘De man is wel het hoofd, maar de vrouw is het nekje (dat het hoofd draagt en de bewegingen van het hoofd mogelijk maakt)'