De kunst om de kunst
Vertaling van Fra.: TArt pour l’art’, later toegespitst tot: ‘l’Art pour les artistes’, d.i.: de kunst voor de kunstenaars. In de 22ste zijner Voorlezingen over Filosofie (Paris 1836, pag. 224), ontwikkelt Cousin de gedachte, dat religie en moraal het hoogste waren wat er bestond; daarom mocht men in de dienst van deze niets anders mengen. ‘Il faut de la religion pour la religion, de la morale pour la morale, de 1’art pour 1’art’. Het goede en het heilige mochten noch de weg der nuttigheidsoverwegingen, noch die naar het schone gaan. De gedachte evenwel is ouder en we vinden die reeds bij Novalis (Freiherr von Hardenberg) in een uitspraak in zijn Ästhetischen Fragmente, waar het heet: ‘Kunstwerke bloss für Künstler’. De uitdrukking, die betekent: de eis dat het doel van de kunst in niets anders bestaat als in haar zelf, dat ze geen andere doelstellingen - hetzij onderrichtende, morele, patriottische of welke andere ook - heeft dan voor zich zelf te bestaan, werd spoedig heftig bestreden (Töpfer), doch ook met vuur verdedigd (Theofile Gautier en zijn school). De uitdrukking werd de strijdkreet der decadenten en impressionisten