Onder de vele wreedheden die de middeleeuwen kenmerkten, was het ter dood brengen van een veroordeelde door middel van hamerslagen. Het slachtoffer werd stevig vastgebonden met gespreide armen en benen. Daarna werden zware mokerslagen toegebracht op handen en voeten, waarna ten slotte, om aan het lijden een einde te maken - dus bij wijze van genade - een slag op de plek waar het hart zit, volgde. Dit was dan de genadeslag. In figuurlijke zin bezigt men de uitdrukking thans, wanneer iemand, door verschillende tegenslagen getroffen, ten slotte als het ware verpletterd wordt door een catastrofe, die alle voorgaande in de schaduw stelt. Ook op zaken brengt men dit beeld over