Het geluk is met de onverstandigen, dommen, dwazen; de gaven van het lot worden bijzonder raar verdeeld. De zegswijze vindt wellicht haar verklaring in de woorden van Van Effen in de Spectator (IX, 107): ‘t Eerste (kaartspel) is immers een tijdverdrijf daar de onnoozelste slooven en vrouwtjes en jonge losbollen den verständigsten man veeltijds de loef in afsteeken, voor al zoo ’t spreekwoord waar is, dat de gekken de kaart krijgen’