Spreekwoorden 'boel'

De boel de boel laten

Er niets aan doen, zich er niets van aantrekken

Een droge boel

Een gezelschap, omgeving e.d., waar weinig vertier is, weinig geest of geestigheid, waar het allemaal erg zakelijk toegaat. Vermoedelijk omdat er niets te drinken valt of men er geen tranen in de ogen krijgt van het lachen

Ergens de boel opscheppen

De zaken in de war sturen

De kluit (boel) belazeren

Men heeft bij dit woord wel eens gedacht aan de bijbelse Lazarus, maar noch op Lazarus, de vriend van Jezus, noch op de arme Lazarus uit de gelijkenis, is het woord van toepassing te brengen. Vermoedelijk is het een verbastering van ‘belezen’ en ontleend aan Ps. 58 : 6, waar staat: ‘Opdat zij niet horen naar de stem der belezers, desgenen die ervaren is met bezweringen om te gaan’. Belezers waren dus zgn. tovenaars, of bezweerders, mensen die door het opzeggen van een toverformule iemand of iets onder de macht van een bezwering brachten. De zegswijze bedoelt : de zaak voor de gek houden, ze maar wat op de mouw spelden

De boel laten slabakken

‘Boel’ is een samentrekking van ‘boedel’, zowel in de betekenis van huisraad (inboedel) als: gang van zaken. ‘Slabakken’ (ook wel: slabbakken, of: verslabbakken), vroeger verklaard als: slaphakken, van: met slappe hakken lopen, d.i. strompelen, struikelen; nu helt men meer over naar de opvatting dat het gevormd is door middel van een zgn. - in het Vlaams o.a. veel voorkomende - las uit het woord ‘hakken’, op de manier van ‘arejakkes’ uit ‘ajakkes’ e.d. ‘Slak’, slap, verwant met: ‘slaken’, losmaken. De uitdrukking zou dan betekenen dat men slap, luchtigjes de zaken opvat, waardoor ze in de war lopen. Bij meubilair: dat het wordt verwaarloosd en vervuilt

De boel van eieren maken

Een zaak totaal laten mislukken

Bij iemand de boel opscheppen

Bij iemand alles in wanorde brengen, overhoop halen

De zaak (boel) overhoop halen

Ergens ruw in zoeken naar hetgeen men vinden wil, kwijt is. Van wat geordend was maakt men een ordeloze hoop

De boel op stelten zetten

Letterlijk: ze goed zichtbaar maken door ze op de bekende stelten te plaatsen. Veel - en meestal onnodige drukte over iets maken

De boel door de glazen gooien

Hevige ruzie maken
Drukte, ruzie maken; het huis in rep en roer brengen

De boel kort en klein slaan

Letterlijk: in korte en kleine stukken slaan; alles kapot slaan wat voor de hand komt

Het is daar een dode boel

Er is daar niet veel te beleven

De boel is aan de kamer

De zaak is failliet

Het huis (de boel) op stelten zetten

‘Stelten’: dunne palen of staken met een dwarsklamp als voettrede. In gebruik als kinderspeelgoed, en bij de herders in de Landes en de hoptelers in Frankrijk om hoger te staan. Wie overigens op stelten staat, staat niet vast, loopt wankel. Daarom ook gezegd van een huis of andere zaak, waar niet alles even zeker en vast gaat, waar wanorde en verwarring heerst. Vgl. Jer. de Decker (II, 64)

Het (of: de boel) van eieren maken

De boel bederven, in 't honderd laten lopen

Hij laat de boel in ’t honderd lopen

Hij laat de zaken hoe langer hoe meer in de war gaan

Zijn boeltje (bijeen) pakken

Vertrekken, een betrekking verlaten

De boel lelijk in de soep laten lopen (rijden)

De zaak in het honderd laten lopen, er maar wat van maken, er een rommeltje van maken

Bij de boelijn ophalen

Met veel moeite iets gedaan krijgen

Hij kan zijn boeltje pakken

Hij is ontslagen