Als één lid lijdt, lijden alle leden
Ontleend aan 1 Cor. 12:26-27: ‘En hetzij dat één lid lijdt, zo lijden al de leden mede, hetzij dat één lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede. En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder’. Uiteraard heeft men hier te denken aan: ledematen. 5655- Een mooi (knap) lid zijn. ‘Lid’ is hier een algemene aanduiding voor: mens, persoon. Men bedoelt met de uitdrukking het tegengestelde van hetgeen men zegt, nl.: iemand met een ongunstige levenswandel, een boemelaar, pierewaaier e.d