Kuch - soldatenbrood, kommiesbrood. Iemand die grof en droog brood niet gewoon was, moest er van hoesten en kuchen.
In de dieventaal der 18de eeuw (Duisburg) kende men de term hoest voor brood! Verwantschap met het Amsterdams-Rotterdamse woord keggie = homp brood, is niet onmogelijk. Kuch werd in de soldatentaal ook overdrachtelijk gebezigd voor een dag arrest (Vgl. in dezelfde zin koeken). Nog zoveel kuchies betekende destijds: nog zoveel dagen dienst. Vgl. kerstboompjes.