Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Gepubliceerd op 24-10-2019

Winterfeesten

betekenis & definitie

In de 19de eeuw kwam er belangstelling voor de voorchristelijke tijd. Men ging zich interesseren voor de Germanen met hun godenwereld en kwam op allerlei vergelijkingen met feesten en hun uitingsvormen. Is het sinterklaasfeest, of onderdelen ervan, terug te voeren op de Germaanse winterfeesten of is het een romantische voorstelling hiervan? Dat is nu niet meer met zekerheid vast te stellen. In de literatuur kunnen we deze beschrijving vinden:

De dagen worden korter, het werk op het land ligt stil en de mensen zijn in huis bij de haard. Als de oogst binnen was, het varken geslacht en de visserij stillag, was er tijd om te feesten.

De decembermaand was een heilige maand. Wee degene die de rust doorbrak: allerlei ongemak en plagen zouden zijn deel worden. Tijd voor verhalen, geestverschijningen, vruchtbaarheidsriten, liederen, dans, speciaal eten, → ommekeerfeesten en geschenken. De winter met de zonnestilstand bracht bezinning op dood en leven. Men hoorde de onsterfelijke goden met het getrappel van hun paarden in de stormen die dan heersen. Als → Wodan dan voorbijreed, was de boer verheugd: de god zegende de bomen en maakte ze vruchtbaar voor het volgende jaar.

Je kunt spreken van een archetype van een zekere vreesaanjagende macht, die kon zegenen of vervloeken. Verschillende verschijningen stelden dit archetype voor: Wodan, → Freir, bosgeesten, ‘het kleine volkje’ (dwergen, kabouters, kobolden, elfen). Vaak ook was het een figuur met takken als een gewei of bokkenhoorns op het hoofd.

Het hart van de winter was van oudsher de periode van de ‘twaalf heilige nachten’: tussen 25 december en 6 januari. Afhankelijk van de breedtegraad is deze winterperiode langer: van 6 december (Sinterklaas) tot 2 februari (Maria Lichtmis) of van II november (Sint-Maarten) tot Pasen (maart). (Tussen II november en 24 december zitten ongeveer veertig dagen, net als tussen 24 december en 2 februari.)

In deze periode offerde men → dieren, liet men de laatste korenschoof op het land staan, bezocht men vrienden (waarmee de groepsgeest werd versterkt) en vereerde men doden, aardemoeders en later heiligen.

De Germanen vierden omstreeks de midwinterzonnewende het → joelfeest rond een boom op 25 december. Het joelfeest duurde tot 6 januari en sloot daarbij de twaalf Weihnachten af. Het werd gehouden ter ere van Freir, de god van → geschenken en vruchtbaarheid. Tijdens dit feest werd veel lawaai gemaakt om de boosaardige geesten te verjagen die de zon en de vruchtbaarheid hadden geroofd. Men offerde daarbij aan Wodan met zijn achtbenige paard Sleipnir.

Het lawaaimaken herkennen we nog in de sinterklaasvieringen op de Waddeneilanden. Verder zijn de speciale liedjes, het sinterklaasgebak, het hooi voor het paard en de geschenken nog steeds overblijfselen van dit oeroude feest. Ook het lawaaierige vuurwerk afsteken met Nieuwjaar is erop terug te voeren.

Er is ook een veronderstelling dat de sinterklaasommegangen, zoals die op de Waddeneilanden gehouden worden, de strijd tussen zomer en winter weergeven. Sint-Nicolaas symboliseert de winter, die het land onderwerpt. Aan deze heerschappij gaan de geschenken van de oogst vooraf.

Bij het sinterklaasfeest kun je ook aan ‘nieuw leven’ denken: de → roe (gemaakt van verse berkentakken), waar levenskracht van uitging als Wodan ermee sloeg; de volle → maan (Wodan, Sinterklaas) die door de bomen (dus weer takken) schijnt, en de boodschapper → Zwarte Piet, die (levens)vreugde schenkt. En al heb je dat niet altijd verdiend, je krijgt zomaar geschenken.

Appel e.a., 1998; Janssen, 1993; Jones, 1978; Ter Gouw, z.j.; Steiner, 1983; Uyldert, 1993; Verwijs, 1863.