Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

Gepubliceerd op 26-11-2020

DONUM

betekenis & definitie

Gave, gift, geschenk. Donum consilii, Goddelijke gave van raad. Donum creatum, Geschapen gave. Donum fortitudinis, Goddelijke gave van sterkte. Donum gloriae, Gave der hemelsche heerlijkheid. Donum gratiae, Gave der genade. Donum gratis datum, Onverdiende gave. Donum gratuitum, Onverdiende gave. Donum habituale, Blijvende gave. Donum increatum, Ongeschapen gave. Donum intellectus, Goddelijke gave van verstand. Donum linguarum, Gave der talen. Donum naturale, Natuurlijke gave. Donum personale, Persoonlijke gave. Donum pietatis, Goddelijke gave van godsvrucht. Donum prophetiae, Gave van voorspelling. Donum sapientiae, Goddelijke gave van wijsheid. Donum scientiae, Goddelijke gave van wetenschap. Donum spirituale, Geestelijke gave. Donum Spiritus Sancti, Gave van den heiligen Geest. Dona sunt quidam habitus perficientes hominem ad hoc, quod prompte sequatur instinctum Spiritus Sancti, S. THOMAS, SUM.

THEOL. I-II, | Q. 68, A. 4, c., De gaven zijn bepaalde hebbelijkheden die den mensch uitrusten om den aandrang van den heiligen Geest gedwee te volgen.Donum supernaturale, Bovennatuurlijke gave. Donum timoris, Gave van vreeze Gods.